Een stuk steen met een verhaal

In ons Museum voor Heem- en Oudheidkunde heeft één enkele steen een speciaal plaatsje gekregen. Het is de hoek van een oude Romaanse doopvont in Doornikse steen. Het fragment werd in 1979 gevonden toen het café De Oude Eendracht werd afgebroken, de stamkroeg van de vroegere wipschutters. Nu staat er de nieuwe "Rubensvleugel" van het Sint-Jozefinstituut, aan het begin van de Rubensstraat. Het oude café werd rond 1700 als hoeve gebouwd en in de fundamenten werden blijkbaar brokstukken verwerkt van een oude kerk.

Rubensstraat 2, café "De Oude Eendracht", ooit lokaal van de handboogschutters, einde jaren 1970

Sint-Jozefinstituut, de "Rubensvleugel", gebouwd in de jaren 1981-82, op de huisnummers 2 tot 16

De vondst van dit uit de 12e eeuw daterende doopvontfragment was een mooie illustratie van het uit oude archieven bekende feit dat er gedurende enkele eeuwen in Kontich twee kerken gestaan hebben op amper hondervijftig of tweehonderd meter van elkaar! En dat is toch wel een zeer uitzonderlijke situatie, waarvan de ontstaansgeschiedenis en de afloop een interessant verhaal oplevert.
Fragment van doopvont in Doornikse steen (ca. 1150), hoogstwaarschijnlijk afkomstig uit de oorspronkelijke Sint-Martenskerk. Afbeelding van leeuw en mythologisch zeemonster met slangachtig achterlijf en kop van roofdier. Bewakers van het doopwater? Of kwade krachten, waarvan de ziel zich in het doopsel verlost?

Dank zij talrijke archeologische vondsten is het bekend dat onze gemeente reeds in de eerste eeuwen van onze jaartelling, in de Gallo-Romeinse periode, een belangrijke nederzetting was. Condacum, zoals het in die tijden werd genoemd, was naar ’t schijnt zelfs belangrijker dan Antwerpen!

Hoe en wanneer precies onze heidense voorouders werden gekerstend is omgeven door de nevelen van de tijd. Maar een plausibele hypothese is dat halverwege de 7e eeuw Sint-Amandus ook in onze contreien gepredikt heeft en erin geslaagd is om de regionale heer en machthebber, graaf Witger en zijn gezin, zijn gade Amelberga plus zijn zoon Adelbrecht en zijn twee dochters Reinildis en Gudula (ja, die van Brussel), te bekeren tot het nieuwe geloof. En eenmaal de machthebber gewonnen voor het christendom, dan volgden de onderdanen zonder veel moeite.

De oorspronkelijke parochie Kontich

Die vroege missionarissen maakten van het toenmalige Kontich een belangrijke parochie, die zich uitstrekte van de Rupel en de Schelde tot Hove en Mortsel. De nieuwe parochie werd toegewijd aan Sint-Martinus van Tours, de favoriete heilige van Sint-Amandus.

De bekeerlingen werden gedoopt in een oeroude bron, tegenwoordig gekend als de Sint-Martinusput of Doopput.

Overleden parochianen werden hier begraven op het Sint-Martenskerkhof, dat op basis van eerder occasionele archeologische vondsten te situeren is onder het huidige Sint-Martinusplein (vandaar de naam) en aanpalende gebouwen zoals het Sint-Jozefinstituut tot zelfs gebouwen aan het Gemeenteplein.

In die zone moet ook ergens de Sint-Martens parochiekerk gestaan hebben, maar daarvan zijn geen sporen teruggevonden, behalve dan het doopvontfragment en nog wat brokstukken. Die helpen echter niet om de kerk zelf te lokaliseren. Wel is zeker dat kerk en kerkhof buiten de eigenlijke dorpskern lagen.

Witgers dochters Reinildis en Gudula moeten wel uitermate vrome en stichtelijke maagden geweest zijn, vermits ze al snel werden heilig verklaard. Tegen het einde van de 7e eeuw schonk Reinildis zelf de parochie Kontich en een deel van de familiebezittingen en landerijen aan de abdij van Lobbes (nabij het stadje Thuin aan de Samber), waar vader Witger trouwens was ingetreden om er zijn laatste levensjaren te slijten (en zijn plaats in de hemel te verdienen). De abdij van Lobbes moest dus voortaan het kerkje onderhouden en de priester betalen. Daarvoor moesten alle inwoners een tiende van hun oogst aan de abt afdragen.

De Doopput, ca 1985 Het systeem werkte goed tot in de 9e eeuw de beruchte Noormannen onze streken binnenvielen en kwamen plunderen en brandschatten.

Tijdens de hieruit voortkomende anarchie en chaos slaagden de Berthouts, een familie van ruige ridders uit het Mechelse, erin om nogal wat eigendommen te verwerven (of in te palmen) in het Kontichse.

Het gebied met het Sint-Martenskerkje en dito kerkhof kwam echter niet onder hun gezag, en dus bouwden zij maar een nieuwe kerk in het dorpscentrum zelf en wijdden die aan Onze-Lieve-Vrouw. Ze zorgden ervoor dat de toren stevig was en van steen, zo kon die niet afbranden als Noormannen of andere roversbenden weer eens zouden langs komen en iedereen erin verstopt zat.

Uiteraard streken ze ook hun tienden op. En zo hadden we hier in Kontich twee kerken op een boogscheut van elkaar!

Dit systeem functioneerde zo tot laat in de 11e eeuw. Geleidelijk aan herstelden onze streken zich van de politieke chaos die de invallen van de Noormannen hadden veroorzaakt en werden de wereldlijke en kerkelijke organisatiestructuren terug opgebouwd. En ook de abdijen wilden hun verloren bezittingen en rechten recupereren. In het jaar 1088 kon Lobbes een eerste gedeeltelijke recuperatie van de Kontichse parochie realiseren; in 1249 volgde nog een tweede, meer volledige restitutie.

De komende eeuwen bleven de twee kerken naast mekaar functioneren. De Onze-Lieve-Vrouwekerk werd evenwel groter en belangrijker en beter onderhouden; het oude en gedeeltelijk houten Sint-Martenskerkje met zijn strodak werd te klein en slecht onderhouden en verkommerde.

In de jaren 1538-1556 brandde het helemaal af. Ging het mee op in de vlammen tijdens de grote brand die op 23 april 1538 door het dorp raasde? Werd het in brand gestoken in 1542 tijdens de desastreuze doortocht van Maarten van Rossem door onze contreien? De archieven leren ons niets over de de preciese datum en oorzaak van de brand. En er werd blijkbaar ook geen haast gemaakt met de wederopbouw van de kerk.

Het kapelletje op het Sint-Martinusplein, ca 1840 Toen de Onze-Lieve-Vrouwekerk in 1566 dan weer lelijk werd geteisterd door de Beeldenstorm, werden alle plannen om de Sint-Martenskerk nog te restaureren definitief opgegeven.

De ruďne werd tenslotte gesloopt en de nog bruikbare materialen, zoals de stenen (van de voorgevel ?) werden verkocht.

Alle financiële middelen werden in de Onze-Lieve-Vrouwekerk geďnvesteerd, die prompt ook herdoopt werd in Sint-Martinuskerk, naar de parochieheilige. Het rijke barokinterieur van de kerk is er zo gekomen in de nasleep van de Beeldenstorm.

In de nabijheid van de vroegere ruďne werd ter compensatie nog wel een kapelletje opgericht, maar dat is op zijn beurt in 1863 verdwenen.

Slechts de namen van het Sint-Martinusplein en de aanpalende Sint-Martinusstraat herinneren ons nu nog aan het oorspronkelijke parochiecentrum van Kontich.

Tekst: Frank Hellemans en Guido Pede. Foto’s: Kring voor Heemkunde.
Herwerkte en uitgebreide versie van een artikel uit het Informatieblad van de gemeente Kontich, september 2001.

En vind HIER de lijst van alle heemkundige "Sprokkels" over Kontich-Waarloos.

Zoeken in onze website


Created: 17/05/2019; updated: 21/05/2019

© 2003-2019 - MuseumKontich - Alle rechten voorbehouden